hkalbazinicon

De christelijke en monastieke traditie kent vele markante mannen en vrouwen, die God zochten en ook wel vonden. Genoeg om gedreven verder te zoeken, Gods peilloze diepte in. In hun brandend verlangen zijn zij gangmakers voor zoekers van nu.

Op deze pagina vindt u enkelen van hen.

WOESTIJNVADERS (3de-5de eeuw)

woestijnvaders

Vanaf de 3de eeuw distantieerden vele christenen zich van een wereldse lifestyle. Ze ‘vluchtten’ naar de Egyptische woestijn om er een stil, biddend en verborgen leven te leiden. Een naakt bestaan dat smachtte naar een voortdurende verbondenheid met God. Daartoe gingen zij de strijd aan met hun eigen hartstochten en met de demonen.
Abba Antonius was bij de eersten om de woestijn te exploiteren als vindplaats van God. Het einde van zijn leven was als doorstraald van goddelijk licht. Hij wordt vereerd als de vader van de monniken.

Men kan ze zien, verspreid, levend in de woestijn. Geduldig wachten ze op Christus, zoals ware zonen op hun vader of edele dienaren op hun meester en bevrijder wachten. Ze kennen geen zorg en bekommeren zich niet om kleding of voedsel, maar ze zien alleen, hymnen zingend, de terugkeer van Christus tegemoet. Als iemand van hen gebrek krijgt aan wat hij nodig heeft om in leven te blijven, zoekt hij geen stad, dorp, vriend, verwant, vader of moeder, kinderen of bedienden om zich te verschaffen wat hij nodig heeft, maar alleen zijn wil is reeds voldoende. Deze doet hem smekend zijn handen uitstrekken, woorden van dank tot God spreken en zo ontvangt hij alles op wonderbare wijze. (…) Ook door middel van hen bewerkt de Heiland wonderen en het is duidelijk voor allen daarginds, dat door hun toedoen de wereld overeind blijft en omwille van hen het mensdom blijft bestaan…
(De geschiedenis van de monniken in Egypte)

Antonius de grote (251-356, Egypte, hij wordt gezien als de vader van de monniken)

image_php08ap9G

Laten wij die geroepen zijn ons inspannen, en laat dit geen last worden, want onze Heer is een gids voor ieder die naar deugdzaamheid streeft. Opdat het ons niet te veel zou worden, is de gezegende Paulus ons als voorbeeld gesteld. Hij heeft gezegd: Ik sterf dagelijks. Zouden we bedenken dat we vandaag moeten sterven, dan zouden we in het geheel niet meer zondigen. Zo moet dit woord van de apostel worden uitgelegd, dat we ons ’s morgens voorstellen dat we de avond niet bereiken en dat we ons ook elke avond moeten voorstellen dat we de volgende ochtend niet zullen halen. Indien we zo onze geest bewaken en met deze gedachte leven, behoeft de zonde ons niet te overmannen en zal de lust van ons wijken en ons leven niet beheersen. Volhard niet in boosheid tegen de naaste, en schenk vergeving aan wie zich heeft misdragen.

H. BENEDICTUS (5de-6de eeuw, hij wordt beschouwd als de Vader van het Westers monnikendom)

Benedictus

Benedictus werd circa 480 te Nurcia (Italië) geboren. Hij studeerde Letteren te Rome. Hij hield het leven zoals het daar reilde en zeilde voor bekeken, liet alles achter en trok zich terug in een grot te Subiaco. Daar leefde hij drie jaar als kluizenaar, eenzaam en stil. Later stichtte hij een eigen gemeenschap op Monte Cassino. Hij wordt de vader van het Westers monnikendom genoemd. De regel van Benedictus wordt aan hem toegeschreven.

…Laat ons dan eindelijk eens opstaan, gewekt door het woord van de H. Schrift: ‘Het is tijd om op te staan uit de slaap’ ( Romeinenbrief 13, 11). Zetten we onze ogen wijd open voor het vergoddelijkende licht! En luisteren we naar Gods stem, die ons alle dagen roept! Zijn vermaning klinkt ons als een donderslag in de oren: ‘Als je vandaag Zijn stem hoort, maak dan van je hart geen steen’ (psalm 95,8), en: ‘Wie oren heeft om te horen, laat hem horen wat de Geest zegt tot de kerken’ (Openbaring 2,7). Wat zegt nu de Geest? ‘Komt Mijn zonen, luistert naar Mij, ontzag voor God zal Ik u leren’ (psalm 34,12). ‘Haast u, zolang het levenslicht in u is, opdat de duisternis van de dood u niet verrast’ ( evangelie volgens Johannes, 12, 35).
Midden in de mensenmassa is de Heer op zoek naar zijn arbeider. Hoor, daar klinkt weer Zijn stem: ‘Welke mens wil leven en wie wil goede dagen zien?’ (psalm 34,13). Als je dit hoort en antwoordt: ‘Ik’, dan zegt God tot je: ‘Als je wilt leven, weerhoud dan je tong van het kwaad en je lippen van leugen, wend je af van het kwaad en doe het goede, zoek de vrede en jaag die na’ (psalm 34,14). Wanneer je dit doet, kijk Ik naar je en luister naar je gebeden. Ik zal zelfs je roepen nog vóór zijn en zeggen: ‘Hier ben Ik’ (Jesaja 58,9). Beste broeders, is er wel iets boeiender dan de uitnodigende stem van de Heer? Kijk eens, in Zijn goedheid wijst de Heer ons de weg ten Leven. Laat het geloof en de toeleg op het goede een riem zijn om het middel en schoenen aan de voeten. En neem het Evangelie mee als gids onderweg (Efesiërsbrief 6, 14-15). God heeft ons Zijn roep laten horen! Om Hem te mogen zien in Zijn Rijk, moeten we naar Hem op tocht gaan.
(Regel voor monniken, proloog, verzen 8-21)

…Wij willen daarom een school oprichten om de Heer te leren dienen. We hopen het leerplan zó samen te stellen, dat het niet te moeilijk of te zwaar zal zijn. Maar mocht er toch iets in voorkomen dat veeleisend lijkt, dan is dit door wijs beleid ingegeven, om fouten te verbeteren en de liefde te bewaren. Schrik daar dus niet van en ga er niet meteen vandoor! De weg naar het Heil begint als een smal paadje. Als je geloof sterker wordt en je vorderingen maakt in het monastieke leven, zal ook je hart ruimer worden en met een onuitsprekelijk liefdeselan vlieg je dan over de weg van Gods geboden. Onttrek je daarom nooit aan zijn leiding, blijf trouw aan zijn leer, volhard tot de dood in het klooster! Zó zul je door het geduld aan Christus’ lijden deelnemen en zul je ook deelgenoot mogen zijn in zijn Rijk.
(Regel voor monniken, proloog, verzen 44-50)

H. BERNARDUS (1090-1153, Cisterciënzer, abt van Clairvaux)

Bernardus

Bernardus, geboren in 1090 in de streek van Dijon, wordt op 22-jarige leeftijd monnik in Cîteaux – een strenge hervorming van het monastieke leven naar de oorspronkelijke Regel van Benedictus. Reeds op 25-jarige leeftijd wordt hij abt van Clairvaux, een dochterhuis van Cîteaux. Onder zijn invloed en bezieling bloeit het cisterciënzerleven op in de 12de eeuw. De orde van Cîteaux kent bij zijn dood een enorm aantal kloosters.
Hij schreef vele traktaten, waaronder zijn meesterwerk: een commentaar op het Hooglied. Christus, het Woord van de beginne, staat centraal in zijn mystieke theologie. Het Woord werd mens om de mens te huwen en tot de Vader terug te voeren.

GOD ZOEKEN
“’s Nacht op mijn rustbed zocht ik mijn Zielsbeminde” (Hooglied van de liefde 3,1)
God zoeken is een groot goed. Ik voor mij denk dat de ziel niets hogers kan verlangen. Het is de eerste van alle goede gaven Gods en ook de laatste bij ons opgaan naar Hem. Het hoort bij geen enkele deugd en het is van geen enkele afhankelijk, want geen enkele deugd gaat het God-zoeken vooraf. Hoe zou het eraan ondergeschikt zijn, waar het iedere deugd leidt tot voltooiing? Welke deugd zou men immers kunnen toeschrijven aan iemand die God niet zoekt? Of zou men een grens kunnen stellen aan het zoeken van God waar de psalmist toch zegt: “Zoekt Zijn aanschijn zonder ophouden” (psalm 105,4). Ik meen zelfs dat als men God gevonden heeft, men toch niet zal ophouden Hem te zoeken. Want men zoekt God door vurige verlangens, en bij het gelukkig vinden van Hem groeit het verlangen en zo komt er nooit een einde aan het zoeken. Zou de volheid van de vreugde een einde stellen aan het verlangen? Neen, zij is veeleer de olie die de vlam van het verlangen voedt! Zo is het inderdaad! De vreugde kan volkomen worden, maar geen einde zal er komen aan het verlangen, en zodoende ook niet aan het zoeken… De ziel zoekt het Woord, omdat zij allereerst door het Woord gezocht is.
(preek 84 op het Hooglied van de liefde 1-3 passim)

NAAR U BLIJF IK ZOEKEN
“Ik zocht mijn Zielsbeminde”.
Hem zoeken, daartoe toch wordt u uitgenodigd door de welwillende goedheid van Hem, die u het eerst heeft gezocht en ook het eerst heeft bemind. Met een dubbele zegen heeft Hij u voorkomen: met liefhebben en zoeken. Gedreven door de liefde ging Hij u zoeken. Het zoeken was vrucht en bewijs van Zijn liefde. Hij heeft u bemind opdat u niet zoudt denken dat Hij u zoekt om u te straffen. Hij heeft u gezocht opdat u niet zoudt klagen niet echt bemind te worden. Deze tweevoudige ervaring van zijn vriendelijke welwillendheid gaf u moed en verdreef uw schroomvalligheid. Zij heeft u aangespoord u naar Hem toe te keren met een ware wederliefde. Daaruit ontsproot de vurige ijver om Hem te zoeken die u met heel uw wezen liefhebt. Want het is zeker dat u Hem niet zoudt kunnen zoeken als Hij u niet eerst had gezocht. En nu Hij u gezocht heeft, kunt u niet anders dan Hem zoeken… Niet alleen heeft Hij mij gezocht, zo lijk ik was, maar Hij heeft mijn wederliefde gewekt, en mij zó verzekerd dat Hij mij zocht! Zou ik Hem op mijn beurt niet zoeken, Hem die ik weder-bemin?
Zou Hij toornig worden nu ik Hem zoek, waar Hij geen toorn liet blijken toen ik Hem afwees?
(preek 84 op het Hooglied van de liefde, 84, 5-6 passim)

Z. BEATRIJS VAN NAZARETH

Beatrijs

Cisterciënzermystica (Tienen, °1200), priorin van de abdij O.L.V. van Nazareth te Lier. Schrijfster van ‘Seven Manieren van minne’, een goed doordacht traktaatje dat best wat toelichting vraagt.
Hier twee uittrekseltjes, uit de ‘eerste wijze’ en ‘vierde wijze’ . Met aandacht te lezen.

VERLANGEN
“De eerste wijze is een verlangen, dat uit minne werkzaam wordt. Dat verlangen moet lang heersen in het hart alvorens het geheel de tegenstander goed en wel kan verdrijven, en het moet met kracht en met overleg te werk gaan en dapper durven toenemen in deze toestand. Deze wijze is een verlangen dat zonder twijfel voortkomt uit de minne, namelijk dat de goede ziel die onze Heer trouw wil dienen en moedig wil navolgen en waarachtig wil beminnen, dat die ziel naar binnen getrokken wordt in het verlangen te mogen ontvangen de puurheid en de vrijheid en de adel waarin ze gemaakt is door haar Schepper, overeenkomstig Zijn Beeld en tot Zijn Gelijkenis, en daarin te mogen verblijven, iets wat bijzonder beminnenswaardig is, en met zorg omringd behoort te worden. Daarin verlangt ze heel haar leven te leiden. Ze wil hierin meewerken om te groeien en op te klimmen in een nog verhevener adel van de minne en een meer nabije kennis van God, tot die volle opbloei waartoe ze ten volle geschapen is en geroepen door God.”

MYSTIEKE ERVARING
“Soms gebeurt het dat de minne op een lieflijke manier in de ziel verwekt wordt en vreugdevol verrijst, en dat ze in het hart begint te leven zonder enig toedoen van menselijke activiteit. Het hart wordt dan zo teder aangeraakt door de minne, en zo verlangend binnengetrokken in de minne, en zo hartstochtelijk aangegrepen door de minne, en zo hevig overweldigd door de minne, en zo lieflijk omhelsd in minne, dat de ziel geheel en al overwonnen wordt door minne.
In die toestand ervaart ze een grote nabijheid tot God, een inzichtelijke helderheid en een wonderlijke weelde, een edele vrijheid, een weelderige zoetheid, een intens omvat worden door de krachtige minne, en een overvloedige volheid van een groot genot. Ze ervaart dat al haar zintuigen in de minne één gemaakt zijn, en dat haar eigen wil minne is geworden, en dat ze zo diep verzonken en verzwolgen is in de afgrond van de minne, en zelf helemaal minne is geworden.”

H. TERESA VAN AVILA (1515-1582, Spaanse mystica uit de Karmelorde)

Teresa van Avila

Geboren in een vroom gezin van 12 kinderen, trad zij op haar twintigste jaar in bij de Karmelietessen te Avila, waar zij tijdens een zware ziekte haar leven voor zich zag: “Ik zag duidelijk dat ik niet leefde, maar vocht met de schaduw van de dood”. Na haar onverklaarbare genezing kende zij een tijd van geestelijke dorheid, gevolgd door een tijd van uitzonderlijke genaden. De grote Teresa is één van de beroemdste mystici die de kerk rijk is. Haar ervaring en leer over het gebed blijven tot op onze dagen een bron van inspiratie en bezieling. Zij heeft, samen met Johannes van het Kruis, de Orde van de Karmel hervormd.

Inwendig gebed is niets anders, dunkt mij, dan een vriendschappelijke omgang, waarbij wij ons telkens weer alleen met de Ene onderhouden, van Wie wij weten, dat Hij ons liefheeft.

God riep mij, maar ik volgde de wereld. Ik vond de dingen van God mooi, maar door de dingen van de wereld was ik gebonden. Hoe kon ik er zo lang onder lijden, zonder het ene of het andere op te geven? In die strijd is het nadelig alleen te staan. Aan mensen, die de weg van het gebed gaan, raad ik daarom aan vriendschap te zoeken en omgang met anderen die ook bidden. Het is goed schouder aan schouder verder te gaan.

De Heer wil daden.
Heb je de naastenliefde, dan verzeker ik je
dat je de vereniging met God zult verkrijgen.
Stel je vast dat ze je ontbreekt, zelfs al heb je devotie en ken je vertroostingen,
al meen je dat je een of andere kleine extase had in het gebed
geloof me wanneer ik je zeg dat je de vereniging met God niet verworven hebt.
Vraag de Heer je volmaakte naastenliefde te geven.

Het fundament van alle naastenliefde blijft toch de gave van jezelf. God kan zich niet in volheid geven tenzij aan iemand die zichzelf ook totaal wegschenkt.

De liefde is een pijl die de wil afschiet.
Vliegt deze met alle kracht,
vrij van alle aardse zaken, weg,
en is hij alleen op God gericht,
dan zal hij Hem zeker treffen.
En Hij die de liefde zelf is,
zal hem terugschieten,
beladen met de allergrootste gunsten.

Laat niets je verstoren.
Laat niets je ontstellen.
Alles gaat voorbij.
God verandert niet.
Geduld overwint alles.
Wie aan God vasthoudt
ontbreekt niets.
God alleen is voldoende.

H. SERAFIM VAN SAROV (1759-1833, Russisch-orthodoxe monnik en starets)

website p 18-6Starets Serafim

Starets Serafim is een van de meest vereerde en geliefde heiligen in Rusland. Zijn leven en zijn onderricht inspireren nog steeds vele godzoekers – tot over de grenzen van belijdenis en cultuur. Ook in het Westen wordt hij aangezien als een groot mysticus. Hij had een grote verering voor de Moeder Gods, en een bijzondere fijngevoeligheid voor de werking van de Geest. Voor hem is het doel van het christelijk leven ‘het verwerven van de heilige Geest’.

GOD
God is een vuur die de harten en het innerlijke van de mens doet ontvlammen. Als wij in ons hart het koude zien dat van de duivel komt – want de duivel is koud – laten wij dan onze toevlucht zoeken tot de Heer en Hij zal ons hart komen verwarmen met een volmaakte liefde, niet alleen ten overstaan van Hem, maar ook ten overstaan van de naaste. En de kilheid van de duivel zal vluchten voor Zijn aanschijn. Daar waar God is, daar is geen kwaad …. God toont u Zijn liefde voor de mensheid niet alleen als wij het goede doen, maar ook wanneer wij Hem beledigen en daardoor zijn gramschap verdienen….Zeg niet dat God rechtvaardig is, leert ons de heilige Isaak de Syriër… David noemt Hem ‘rechtvaardig’, maar zijn Zoon heeft ons veeleer getoond dat Hij goed en barmhartig is. Waar is zijn rechtvaardigheid? Wij waren zondaars, en Christus is voor ons gestorven (Homelie 90).

DE HOOP
Allen die standvastig hopen op God, richten zich op Hem en worden verlicht door de klaarheid van het eeuwige licht. Indien de mens zijn eigen zaken verwaarloost voor de liefde tot God, en om goed te doen, wetend dat God hem niet zal verlaten, dan is zijn hoop wijs en waar. Maar indien de mens zich teveel met zijn eigen zaken inlaat en zich alleen maar tot God richt wanneer problemen zich (waneer er zich problemen voordoen) voordoen, en wanneer hij ziet dat hij er niet kan uitkomen met eigen middelen, dan is zo een hoop onecht en ijdel. De ware hoop zoekt voor alles het Rijk van God, overtuigd dat alles wat in het leven nodig is voor het leven hier op aarde hem zal gegeven worden. Het hart kan niet in vrede leven voordat hij deze hoop heeft verworven.

DE LIEFDE VAN GOD
Hij die de volmaakte liefde van God heeft bereikt, leeft in deze wereld alsof hij er niet in leeft. Want hij beschouwt zichzelf als vreemdeling voor wat hij ziet, geduldig het onzichtbare verwachtende… Gericht op God, wil hij God slechts beschouwen…

H. SILOUAN DE ATHONIET (1866-1938, Russisch-orthodoxe monnik en starets, berg Athos)

website p 18-7Starets Silouan

Silouan werd in Rusland geboren in 1866. Na een nogal bewogen jeugd ging hij naar de Athosberg (Griekenland) om er als monnik te leven. Hij stierf er in 1938. Kort na zijn intrede had hij een overweldigende Christuservaring. Zozeer aangegrepen door de zachtheid en nederigheid van Christus, wordt hij hiervan de grote getuige. Heel zijn leven is een zoektocht naar de genade om die nederigheid van Christus tot de zijne te maken. Hoe verwerf ik de genade, hoe behoud ik ze, en wat doet me de genade verliezen? Dag en nacht bad hij in tranen voor de redding van alle mensen.

Barmhartige,
Gij heb mijn ziel opgewekt uit de dood van de zonde
en mij uw liefde laten erkennen.
Mijn hart, door U gevonden, wordt onophoudelijk tot U getrokken.
Gij hebt in mij de liefde tot U gewekt,
Gij leert mij de naaste lief te hebben
en Gij geeft mij tranen om voor heel de wereld te bidden.
Heer, hoe zou ik uw liefde kunnen vergelden?

Mijn ziel verlangt naar de Heer en onder tranen zoek ik Hem.
Hoe zou ik U niet zoeken?
Gij verlangde toch het eerst naar mij.
Gij hebt mij de gelukzaligheid van de Heilige Geest laten proeven
en mijn ziel kreeg U lief.
Gij ziet, o Heer, mijn kommer en mijn tranen.
Had uw liefde mij niet tot U getrokken
dan zou ik U niet zoeken zoals ik nu doe.
Want Gij openbaart U aan mij in de Heilige Geest
en mijn ziel verblijdt zich omdat Gij mijn Heer en mijn God zijt.

Wie God werkelijk liefheeft, bidt onophoudelijk. Hij heeft de genade in het gebed ervaren. Wel zijn er ons kerken gegeven om te bidden en religieuze boeken, maar je inwendig gebed gaat altijd en overal met je mee….
Veel mensen bidden hardop en geven er de voorkeur aan uit boeken te bidden. Ook hun gebed wordt aanvaard. Hij ontfermt zich over allen die bidden. Maar wie bij het bidden aan andere dingen denkt, verhoort de Heer niet. Als je alleen uit gewoonte bidt, is je gebed altijd hetzelfde. Bid je daarentegen met innigheid en vuur dan wordt je gebed veelvormig: je vecht tegen de tegenstander, tegen jezelf met je hartstochten. Maar altijd moet je dapper zijn. Vraag de raad van ervaren mensen, bid de Heer om deemoed, en om je deemoed zal Hij je inzicht geven. De Geest van God toont de ziel wanneer haar gebed welgevallig is aan de Heer.

Zalig wie zijn Schepper heeft erkend en geleerd heeft Hem lief te hebben. In Hem vindt hij vrede en rust. Mateloos goed en barmhartig is de Heer en ik schrijf over zijn barmhartigheid met de gedachte en in de hoop dat tenminste in één ziel de liefde tot God oplaait en in haar een brandende rouwmoedigheid zal worden opgewekt.
Mijn geliefde broeders, onder tranen schrijf ik deze regels. O, dat gij toch zoudt erkennen, volkeren der aarde, hoezeer de Heer u liefheeft en hoe Hij u genadig tot zich roept: ‘Komt allen tot Mij, Ik wil u verkwikken. Ik wil u verkwikken in de hemel en op aarde en gij zult mijn heerlijkheid zien’. ‘Nu kunt u dit nog niet begrijpen maar de heilige Geest zal het u leren’. ‘Talm niet, kom tot Mij, reikhalzend verwacht ik u als mijn geliefde kinderen. Ik geef u mijn vrede en gij zult in vreugde zijn en uw vreugde zal eeuwig duren’.




THOMAS MERTON (US-Amerikaanse trappist, 1915-1968)

website p 18-8ThomasMerton

Thomas Merton – trappist van de abdij O.L.Vr. Gethsemani in Kentucky en een briljante geest – was als dichter, schrijver, monnik en kluizenaar een belangrijk auteur in de 20ste eeuw. Oecumenisch gezind, trad hij in dialoog met vooraanstaande vertegenwoordigers van andere religies. Voor velen is hij tot op heden een gids in hun geestelijke zoektocht.

Wij horen de woestijn niet in te gaan met de bedoeling om de mensen te ontvluchten, maar juist om te leren hoe wij hen kunnen ontmoeten. Wij verlaten hen niet om niets meer met ze te maken te hoeven hebben, maar om te ontdekken op welke manier we hen het meeste goed kunnen doen. Maar in feite is dat nooit het eerste doel.
Het éne doel dat alle anderen insluit is de liefde tot God.
Hoe is het mogelijk dat mensen kunnen leven alsof de eenzaamheid van geen enkel belang is voor hun innerlijk leven? De ware eenzaamheid is niet iets dat buiten de mens ligt. Het is geen situatie waarbij mensen of geluiden afwezig zijn. Het is een afgrond die zich opent in het centrum van de ziel. En deze afgrond van innerlijke eenzaamheid is een honger die nooit verzadigd zal worden door welk schepsel dan ook.
De enige manier om eenzaamheid te vinden is door middel van honger, dorst, eenvoud van geest en een onophoudelijk verlangen. De mens die deze eenzaamheid ontdekt heeft, is leeg alsof hij door de dood zelf is leeggeschept. Hij is voorbij iedere horizon gegaan en er is geen enkele richting meer overgebleven die hij in zou kunnen slaan. Hij is aangekomen in een land, waarvan het middelpunt overal te vinden is en de omtrek nergens. Dit land is niet te vinden door op reis te gaan, maar juist door te blijven waar je bent. In deze eenzaamheid voltrekken zich de meest wezenlijke handelingen. Hier ontdek je hoe het mogelijk is om op een inactieve manier actief te zijn, te werken met intens vertrouwen, zicht te houden ondanks duisternis, en – voorbij iedere begeerte – tot een vervulling te komen die geen grenzen kent.

Er moet ergens een kamer zijn of een hoekje waar men niet te vinden is en waar men niet gestoord of opgemerkt wordt. Een hoekje waar men in staat is zich los te maken van de wereld en van alles dat een mens bindt met ragfijne draden of dikke kabels. Draden en kabels die hem met ogen, oren en opmerkingsvermogen binden aan de aanwezigheid van anderen.
Heb je zo’n plek gevonden, wees er dan tevreden mee en laat je er niet door een zogenaamde goede reden vandaan halen. Leer ervan te houden en ga er naar terug zo vaak je kunt en ruil het niet te snel in voor een andere plek.
_______

Mijn eenzaamheid is echter niet van mij alleen, want ik zie nu hoezeer zij ook anderen toebehoort, en dat ik er voor verantwoordelijk ben. Niet enkel verantwoordelijk voor mijzelf maar ook voor anderen. Omdat ik mij één voel met hen, ben ik aan hen verplicht alléén te zijn en wanneer ik alléén ben, dan zijn zij niet ‘zij’ maar mijn eigen zelf. Daar zijn geen vreemden!
Het scheen mij toe alsof ik plotseling de geheime schoonheid van hun harten zag, de diepten van hun harten waar noch begeerte noch zelfkennis kunnen doordringen, de kern van hun wezen, de persoon die ieder van hen in Gods ogen is.
Hier komt de uitdrukking ‘le point vierge’ weer om de hoek kijken. Ik kan er geen goede vertaling voor vinden. In de diepste kern van ons wezen is er een punt van ‘niet-zijn’, waar zonde en illusie niet zijn doorgedrongen. Het is een kern van zuivere waarheid, een vonk die helemaal aan God toebehoort, en nooit tot onze beschikking komt. Een punt van waaruit God over ons leven beschikt en die niet toegankelijk is voor de spelingen van onze geest of de brutaliteit van onze wil.
Die kleine kern van ‘niet-zijn’, van ‘volstrekte armoede’, is de zuivere glorie van God in ons. Het is, zogezegd, Zijn naam die in ons staat geschreven, als onze armoede, onze behoeftigheid, onze afhankelijkheid, ons kindschap.
Het is als een zuivere diamant die zijn vuurgloed ontleent aan het onzichtbare licht uit de hemel. Het is in ieder van ons aanwezig. Als wij in staat zouden zijn om het te kunnen zien, zouden wij ontelbare lichtpunten waarnemen die samenkomen in de uitstraling en vuurgloed van de zon, die al de duisternis en wreedheid van het leven volkomen zal doen verdwijnen. Ik heb hier geen programma van. Het is een gave. Maar de hemelpoort is overal.
(Uit Thomas Merton, Een leven lang om geboren te worden. Mediteren met Thomas Merton –Henk Blommestijn en Riet Hoogerwerf. Zoetermeer, Meinema, 2001)