“Wie zingt, bidt tweemaal!” (Augustinus van Hippo)
Hier vindt u enkele liederen waarmee wij, christenen, God bezingen.
Psalm 63
mijn ziel dorst van verlangen naar U.
God, mijn God, naar U blijf ik zoeken,
mijn ziel dorst van verlangen naar U;
al wat ik ben smacht naar U
in een troosteloos dor land zonder water.
Hoe zag ik in de tempel op U,
om uw macht te ontwaren, uw grootheid:
uw genade gaat boven dit leven.
En mijn lippen spraken uw lof.
Kon ik zo heel mijn leven U prijzen,
uw naam noemen, de handen geheven:
kracht vind ik als door kostelijke spijs,
jubelend ligt mij uw naam op de lippen.
Waart Gij niet immer mijn hulp?
Onder uwer vleugelen schaduw
heb ik mijn jubel gezongen:
U zoekt mijn hart – U hangt het aan.
Uw hand zal mij vast blijven houden.
Eer zij de heerlijkheid Gods:
Vader, Zoon en heilige Geest.
Zo was het in den beginne,
zo zij het thans en voor immer;
tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Psalm 145
uw naam zegenen: immer, voor eeuwig.
U, mijn God- koning!- wil ik verheffen,
uw naam zegenen: immer, voor eeuwig;
zegenen die Gij zijt, dag aan dag,
uw naam loven: immer voor eeuwig.
Groot is de Heer, hoog te loven,
nooit is te doorgronden zijn grootheid.
Geslacht na geslacht roemt uw werken,
maakt gewag van uw daden van macht.
Genadig de Heer en barmhartig,
lankmoedig, rijk aan ontferming;
de Heer geeft wat ieder behoeft:
alle schepselen omvat zijn erbarmen.
Al uw werken, Heer, spreken uw lof,
dankbaar zegenen U uw getrouwen;
sprake gaat van uw goddelijk rijk
en getuigenis van uw vermogen.
Opdat de mens weet van uw macht,
van uw koningschap, stralend in luister.
Uw heerschappij blijft: de eeuwen door,
uw rijk duurt: geslacht na geslacht.
Aller ogen wachten: op U
die het voedsel geeft, altijd weder-
Gij opent uw hand en verzadigt
uit uw overvloed alles wat leeft.
Gerecht is de Heer in zijn wegen,
genadig in al wat Hij doet;
de Heer is wie Hem aanroept nabij,
elk die Hem aanroept in vertrouwen.
Eer zij de heerlijkheid Gods:
Vader, Zoon en heilige Geest.
Zo was het in den beginne,
zo zij het thans en voor immer;
tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Psalm 150
Looft God in zijn heilig domein,
looft Hem in zijn groots firmament,
looft Hem om zijn daden van macht,
looft Hem krachtens zijn mateloze grootheid.
Looft Hem met de stoot op de ramshoorn,
looft Hem met harp en met citer,
looft Hem met handtrom en reidans,
looft Hem met snaren en fluit.
Looft Hem met slaande cymbalen,
looft Hem met klinkende cimbels.
Alles wat adem heeft love de Heer!
Godlof!
Eer zij de heerlijkheid Gods:
Vader, Zoon en heilige Geest.
Zo was het in den beginne,
zo zij het thans en voor immer;
tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Psalm 138
prijzen uw naam om uw goedheid en om uw trouw.
Loven wil ik U met heel mijn hart,
de afgoden tartend mijn psalmen U zingen,
buigen wil ik voor uw heiligdom,
prijzen uw naam om uw goedheid en om uw trouw.
Hoger nog dan uw roep van voorheen
hief Gij hoog uw belofte.
Gij die mij verhoorde het uur dat ik riep,
mij bezielde, mij kracht hebt gegeven.
Gij dien loven de vorsten der aarde,
als zij, eenmaal, verstaan wat Gij aanzegt;
en hun lied prijst de leiding des Heren:
“groot de majesteit van Jahwe!”
Ja, verheven de Heer, die de nederige ziet
en doorgrondt de trotse van verre;
moest ik gaan door het hart der ellende,
nog hield Gij mijn leven bewaard.
Gij heft de hand waar mijn vijanden dreigen:
uw rechterhand brengt mij heil.
De Heer voltrekt het voor mij:
tot in eeuwigheid, Heer, uw genade.
Laat niet varen het werk uwer handen.
Eer zij de heerlijkheid Gods:
Vader, Zoon en heilige Geest.
Zo was het in den beginne,
zo zij het thans en voor immer;
tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Kantiek van de drie jongelingen – Daniël 3
maakt u op om uw schepper te eren.
(1) Looft uw schepper en Heer.
Looft uw schepper en Heer, engelenkoren,
laat de eeuwen uw lofliederen horen. (1)
Looft uw schepper en Heer, werken hierboven,
houdt niet op met uw schepper te loven.
(2) Heel de schepping verkondigt
uw glorie ten eeuwigen dage.
Looft uw schepper en Heer, hemelse lichten,
die de geest op het eeuwige richten. (1)
Looft uw schepper en Heer, winden en regen,
en de dauw in het gras langs de wegen. (1)
Looft uw schepper en Heer, alle getijden,
die het hart van de mensen verblijden. (2)
Looft uw schepper en Heer, rijp op de bomen,
en de nevel die stil hangt te dromen. (1)
Looft uw schepper en Heer, dagen en nachten,
die Gods komen in ons doen verwachten. (2)
Looft uw schepper en Heer, lichten en duister,
als de teek’nen van god’lijke luister. (1)
Looft uw schepper en Heer, onweer en lichten,
die de mensen Gods grootheid berichten. (1)
Looft uw schepper en Heer, machtige aarde,
die de mensen Gods roem openbaarde. (2)
Danklied van Maria
ben opgetogen om mijn God en redder.
Ik zing van ganser harte voor de Heer,
ben opgetogen om mijn God en redder,
want Hij had oog voor mij, zijn dienares,
maar wie ben ik dat Hij mij heeft gevraagd.
Nu mag ik mij voortaan gelukkig prijzen
dat Hij zo grote dingen aan mij deed
en alle eeuwen stemmen met mij in:
de Heer is machtig en zijn Naam is heilig.
Iedere tijd opnieuw gaat zijn genade
naar allen die eerbiedig met Hem leven;
genade is zijn kracht, maar alle hoogmoed,
al onze eigenwaan ontmaskert Hij.
Alle machthebbers stoot Hij van hun tronen,
arme en kleine mensen maakt Hij groot,
wie honger hebben geeft Hij overvloed
en rijken stuurt Hij heen met lege handen.
Altijd is Hij zijn volk nog trouw gebleven,
altijd bezorgd om Israel, zijn dienstknecht.
Zo had Hij het beloofd aan onze vaderen,
aan Abraham en aan zijn volk, voorgoed.
Glorie aan de Vader almachtig,
aan zijn Zoon Jezus Christus, de Heer,
aan de Geest die ons bijstaat en helpt,
in de eeuwen der eeuwen. Amen.
O Christus, Heer der heerlijkheid
die Gij aan ons zult openbaren,
al ’t lijden hier in deze tijd
is maar een schaduw die verglijdt,
uw licht is niet te evenaren.
Gij zult aan ons uw wederschijn,
in ons bestaan uw rijk betonen.
Dan zullen wij, uit nood en pijn
herboren, eindelijk mensen zijn,
o Zoon van God, als Gij, Gods zonen.
Daarnaar ziet heel de schepping uit,
zij wacht reikhalzend van verlangen
dat Adam haar begroet als bruid,
dat hij haar weer een zin ontsluit,
die in zinloosheid was gevangen.
Ja, eens, te saam met ons zal zij
verlost zijn, in uw licht verheven;
dan is haar kreunen en geschrei,
dan is de barensnood voorbij-
slechts blijdschap om het nieuwe leven.
Dank voor de Geest, ons toevertrouwd,
die ons reeds nu die dag doet prijzen!
Gij, onze hoop en ons behoud,
geef ons het heil, van ver aanschouwd,
aan heel de schepping te bewijzen.