Toen abt Arsenius nog aan het hof verbleef, bad hij eens aldus tot God: «Heer, leid mijn leven zo, dat ik gered word». En er kwam een stem die tot hem sprak: «Arsenius, vlucht de mensen, dan word je gered».
Toen hij zich afgezonderd had en leefde als monnik, bad hij eens hetzelfde nogmaals. En hij hoorde een stem tot hem zeggen: «Arsenius, vlucht, zwijg, bewaar de stilte. Want dat zijn de wortels van de zondeloosheid». Abt Arsenius

“Kom je binnenkamer in, sluit je deur en bid tot je Vader die in het verborgene is” Mt. 6, 6.

Stilte, eenzaamheid, eenvoud kunnen ons helpen om bij onszelf te wonen en openheid voor het wezenlijke te cultiveren. We worden pas ten volle mens als er tijden zijn van stilte en afzondering.
We komen thuis van een lange zwerftocht en hervinden de bron van genade en leven…

De monnik organiseert zijn bestaan expliciet rond deze waarden: als wachtpost en vindplaats van God. Van bij de aanvang (3de– 4de eeuw)  werd hij daarom monachos genoemd: alleen, enig, apart. Een levensstaat – arm, eenvoudig, stil en ongehuwd, die hem hielp slechts zoeker te zijn van het ene noodzakelijke, innerlijk één en met heel de drang van zijn hart, hopend om één geest te worden met God: theophilos! Godsvriend.