‘Voor het verleden: dank!
– naar de toekomst toe: ja!’ (Dag Hammarskjöld)
In de winter van 1814 verliet Jan-Baptist Victoor (gehuwd met de weduwe van J.F.Lebbe) Poperinge om zich in de bossen van Sint-Sixtus te vestigen en er de rest van zijn leven als kluizenaar door te brengen. Slechts enkele honderden meters van zijn nieuwe kluis verwijderd, waren reeds in vroegere eeuwen twee kloostergemeenschappen gevestigd: van 1260 tot 1355 de zogeheten ‘zusters van het huis van Sint Sixtus’ en van 1615 tot 1784 een monnikencommuniteit van de birgittijnerorde.
Wanneer in de zomer van 1831 de prior van het pas gestichte klooster van de Catsberg met een paar van zijn monniken zich vestigt bij de kluizenaar, wordt er een nieuw cisterciënzerklooster geboren.
De beginjaren van deze cisterciënzerstichting (1831-1836) waren moeilijk. Toch was er een gestage groei van de gemeenschap. Zo waren er 23 leden in 1835 en 52 in 1875.
Tweemaal stond de communiteit monniken af: in 1850 trokken 16 broeders naar Scourmont voor de stichting van een dochterhuis, en in de jaren 1858-1860 werden een twintigtal broeders naar Canada gezonden om een kwijnend klooster in Tracadie nieuw leven in te blazen (het huidige Spencer in de V.S.).
Andere belangrijke gebeurtenissen uit die eerste periode zijn de bouw van de abdijkerk in 1840, de oprichting van een lagere school rond 1840, de ingebruikname van de eerste brouwerij in 1839, de schenking van het kloosterterrein door de familie Lebbe in 1860, de verheffing van de priorij tot abdij in 1871 en de uitbouw van de boerderij tot modelbedrijf voor de streek in de jaren 1875-1878.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog huisden in en rond de abdij honderden vluchtelingen en bijna 40.000 geallieerde soldaten.
De Tweede Wereldoorlog bleek voor de abdij, zowel economisch, politiek als op ordesvlak een precaire tijd. Er is menselijk gezien veel geleden en het lijkt momenteel nog te vroeg om alles objectief te beoordelen en op zijn juiste waarde te schatten.
De periode nà de Tweede Wereldoorlog is voor de communiteit zeer beslissend geweest. Heel belangrijke opties werden toen genomen en zijn tot op heden bepalend:
– De toenmalige abt Dom Gerardus Deleye (abt van 1941 tot 1968) nam in 1945 de ingrijpende beslissing de steeds groter wordende brouwerij tot kleinschaliger proporties terug te brengen.
Met haar huidige jaarproductie van om en bij de 6000 hectoliter is de brouwerij nog steeds een kleinschalig bedrijf.
– De bouw van het gastenhuis in 1964. Voor die tijd en zeker voor de toenmalige communiteit ‘ruim’ te noemen. Het illustreert het belang dat de communiteit hecht aan gastvrijheid: de openheid naar buiten toe is een wezenlijk element van ons monnikenleven.
– De andere wezenlijke pool van het cisterciënzerleven, nl. ‘de afzondering’, kreeg vorm door de bouw van de huidige abdijkerk in 1968. Een tijdloze, moderne kerk die de sobere cisterciënzerarchitectuur – een traditie van eeuwen – volkomen recht doet.
Deze kerk verhoogt de afzondering voor de monniken, want ze is enkel toegankelijk voor de gasten en voor de mensen die aanbellen aan de kloosterpoort.
Een onstabiele toestand van de woongebouwen van de monniken noopte in de jaren 2008-2011 tot nieuwbouw. Een deel van de abdij werd afgebroken en een ruime nieuwbouw opgetrokken, naar een ontwerp van Bob Van Reeth. De vroegere abdijkerk werd herbestemd tot bibliotheek en refter. Samen met de nieuwe abdijkerk die behouden bleef, sluit ze aan bij het kloostervierkant, waar ook kapittelzaal, scriptorium, noviciaat, gemeenschapsruimte en ziekenboeg hun plaats vinden. Op de verdieping bevinden zich kamers voor de broeders en in de kelders werkplaatsen. Ook het gastenhuis werd verbouwd.
Als gevolg van de toenemende secularisering van onze samenleving telde de abdij in de afgelopen jaren minder intredes dan vroeger. Met de nieuwe abdijgebouwen stelt de communiteit echter een duidelijk teken dat zij de toekomst vertrouwvol tegemoet gaat.
Dit is ons diepste geloof: Wij zijn in Gods hand.